Aangeraakt door de wind

Gepubliceerd op 26 mei 2021 om 20:41

Op 16 mei jl. was een viering van de Ekklesia Breda gewijd aan het werk van Dag Hammarskjöld. Deze Zweedse diplomaat was secretaris-generaal van de Verenigde Naties van 1953 tot aan zijn plotselinge dood in 1961. Hij bleek een dagboek te hebben bijgehouden over zijn mystieke weg: een reis naar binnen waarin hij in dialoog is met zichzelf en met God. Dit dagboek werd in 1963 onder de naam Merkstenen gepubliceerd en is nog altijd voor velen een zeer inspirerende leeservaring. Hier deel ik de toespraak die ik voor deze viering heb geschreven. 

Als je alles gaf behalve je leven, weet dan dat je niets gegeven hebt.[1]

Deze zin uit Merkstenen illustreert de vergaande dienstbaarheid die Dag Hammarskjöld zichzelf oplegt. In eerste instantie dienstbaarheid aan de regering van Zweden. Geheel in lijn met de traditie van zijn adellijke familie. In 1953 wordt hij verrassend benoemd tot secretaris-generaal van de Verenigde Naties. Hij is een succesvol diplomaat en bruggenbouwer die persoonlijk de crisisgebieden in de wereld bezoekt en een meester is in stille diplomatie. Hij wordt dan ook unaniem herkozen voor een tweede termijn. Op 18 september 1961 stort zijn vliegtuig neer tijdens een vredesmissie in Afrika. De toedracht is tot op heden niet opgehelderd.  Postuum krijgt hij de Nobelprijs voor de vrede uitgereikt.

Na zijn dood worden zijn dagboekaantekeningen gevonden die onder de titel Merkstenen worden gepubliceerd. Ze geven blijk van een diep gelovig mens die staande in de Lutherse traditie een persoonlijk en zeer mystiek geloof opbouwt. Merkstenen is als het ware een reisverslag van die mystieke weg. Hij omschrijft deze als: De langste reis is de reis naar binnen … naar je eigen bodem. Het boek is een inspiratiebron voor velen. Terwijl het toch een ingewikkeld boek is. En ik zeg het u maar vast: enige luchtigheid ontbreekt helaas ook in mijn toespraak. Dat heeft alles te maken met zijn teksten. Het zijn aantekeningen, gebeden, gedachten die prikkelen, ook zonder ze meteen te begrijpen. Het vraagt aandachtige lezing en herlezing. Hammarskjöld lijkt een taal te gebruiken die hem uit onbekend land is ingegeven. Over de grenzen van wat hij zijn tuin noemt. Daar is de mens schepper van zijn eigen bestaan: hoe wil ik leven? Waar? Voor wat? En met wie? De mens creëert een orde waarin hij gedijt en gelukkig kan zijn, waarin hij zijn ervaringen kan plaatsen in een bepaalde samenhang. Door zo aan hét leven betekenis te geven, wordt het zíjn leven. Begrensd en overzichtelijk. Die eigen tuin is nodig en moet goed worden verzorgd, maar Hammarskjöld vindt dat je hét leven er niet toe moet reduceren. Want buiten de grenzen van jouw tuin ligt het ongehoorde, het onbekende. Of, zoals Frans Maas[2] het noemde: een “oneindige buitentuin”. Daar waar God is. Alles waar jij aan vasthoudt wordt er uit je handen geslagen, verliest alle betekenis. Het zijn intense levenservaringen die jou die buitentuin in duwen. Van verlies en verdriet, van ontroering en vreugde. Hammarskjöld komt zelf in die buitentuin terecht tijdens enkele mystieke ervaringen in de bergen waar hij vaak verblijft. Daar ondervindt hij dat het niet gaat om wat je bent, maar dat je bent. Dat het niet ik is,  maar God in mij.

Als u wel eens een bergwandeling hebt gemaakt, heeft u ze vast en zeker wel eens gezien: merkstenen. Een klein bergje op elkaar gestapelde stenen die een belangrijk punt op de wandeling markeren. Zo weet de wandelaar altijd de weg terug te vinden. Zijn aantekeningen fungeren voor Hammarskjöld als merkstenen. Ze wijzen hem de weg terug. Terug dat onbekende land in. Terug die buitentuin in. Het is de weg terug naar de bron die tegelijkertijd bestemming is. Aangeraakt door de wind vanuit mijn onbekende einder. Gaan waar de wind waait. Niet wetende vanwaar hij waait. Niet wetende waarheen hij je brengt. Jij kiest de weg niet. De weg kiest jou. Het is een eenzame weg. Maar het aangeraakt zijn wekt ook een verlangen op: “Je wil terug. Terug naar een plek waar je nooit bent geweest”.[3]

Het is voor Hammarskjöld geheel vanzelfsprekend zijn mystieke ervaringen om te zetten in maatschappelijke dienstbaarheid. Hij wordt daarin geïnspireerd door middeleeuwse mystici als Johannes van het Kruis en Meester Eckhart. In een radio-interview zegt hij daarover – en ik probeer het heel langzaam voor u te citeren:

“Zij hebben in eenvoud van geest en in gerichtheid naar binnen de kracht gevonden om ja te zeggen tegen ieder appel dat de behoeften van de naasten op hen deden, en om ook ja te zeggen tegen alles wat het leven voor hen met zich meebracht wanneer ze de roep van hun plichtsbesef volgden. Liefde - dit vaak misbruikte en verkeerd begrepen woord - betekende voor hen heel eenvoudig een overvloeien van de kracht waarvan ze zich vervuld voelden wanneer ze leefden in ware zelfvergetelheid”. 

Ware zelfvergetelheid is voor Hammarskjöld niet jezelf wegcijferen of klein maken ten bate van de ander. Het getuigt juist van rijpheid om niet je kracht te verbergen, niet onder de maat te leven. Je kracht, je talent is aan jou gegeven om getoond en ingezet worden voor ‘de minste der mijnen’. Zelfvergetelheid betekent voor Hammarskjöld dat, hoewel je blij kunt zijn dat je iets hebt kunnen doen wat nodig was, je toch niets anders bent dan een instrument in Gods hand, een werktuig van Gods liefde. Zelfvergetelheid is de bevrijding van het dikke ik. Uiteindelijk zó licht worden, dat het ego niet langer in de weg staat tussen jou en God. Christus is voor hem een lichtend voorbeeld in het volgen van je roeping, in het aanvaarden van je lot, ongeacht de consequenties. Ja zeggen tegen alles wat het leven van hem vraagt. In al zijn schoonheid en in al zijn pijn. Het is zijn volledige overgave aan God.

 

Wat je moet durven – jezelf te zijn, schrijft Hammarskjöld. En dat is geen loze kreet, maar een oproep tot waarlijk vrij zijn. Bevrijd van de hunkering naar bevestiging omdat je ten diepste al bevestigd bent nog voor je werd geboren. Jezelf zijn is die mens zijn zoals jij bent bedoeld. Niets meer en niets minder. Alleen dan kun je de weg gaan die voor jou is bestemd. Die weg kom je op het spoor door te luisteren van waar de wind waait. En daarvoor moet het stil zijn. Niet zomaar een stilte. Hammarskjöld noemt het ‘stilheid’. Een heilige ruimte in ieder van ons waar niemand méér thuis is dan jijzelf. Waar onvoorwaardelijk van jou gehouden wordt. Als je dat ten diepste beseft, kan niets je meer beangstigen.

 

Zijn werk als diplomaat op het politieke wereldtoneel wordt door zijn geestelijke weg beïnvloed. Hij hecht niet langer aan status en macht. IJdelheid en eerzucht afgebroken. Hij is slechts het middel en niet langer het doel. Columniste Welmoed Vlieger schreef laatst over “de innerlijkheid van politiek”[4] wat mij aan Hammarskjöld deed denken. Je creëert geen nieuwe bestuurscultuur door er een motie over aan te nemen. Je wordt geen nieuwe Rutte door het simpelweg aan te kondigen. Dat moet van binnenuit komen. “Het is nodig om te luisteren naar je innerlijke stem”. Die jou roept vanuit de buitentuin en die je hoort in jouw stilheid. Ik wens onze premier toe dat er volgende week, met Pinksteren, wat wind door het Torentje mag waaien. En dat hij en met hem alle leiders van de wereld door die wind aangeraakt worden. Dat zij leiders worden die zichzelf slechts als middel zien ten bate van het doel: vrede en gerechtigheid. Ik wens ons hier bij elkaar hetzelfde toe. Dat ook wij leren luisteren naar de wind van de geest die onze tuin binnen waait. Aangeraakt door de wind, die ons ego open breekt, die ons bevrijdt van ons gevecht om zelfbehoud en ons maakt tot de mens die jij moet zijn.

 

Els Vis
16 mei 2021

 

 

 

[1] Alle cursieve teksten uit: Hammarskjöld, D. (1965). Merkstenen. Kampen: Kok.

[2] Maas, F. (2000). Mystieke nachten - de nacht in de bergen van Dag Hammarskjöld. In E. v. Wolde, Nacht (pp. 23-44). Baarn: Gooi en Sticht.

[3] Uit: Terug van Bløf

[4] Vlieger, W. (2021, mei 4). De heilige plicht van machthebbers. Trouw.


«